Oefenexamen 04

Quiz samenvatting

0 of 20 Vragen completed

Vragen:

Je hebt de quiz al eerder voltooid. Daarom kun je hem niet meer opnieuw starten.

Quiz is aan het laden…

Je moet inloggen of inschrijven om de quiz te starten.

U moet eerst het volgende invullen:

Resultaten

Quiz afgerond. Resultaten worden opgeslagen.

Resultaten

0 of 20 Vragen answered correctly

Uw tijd:

Huidig
Review
Beantwoord
Goed
Fout

Vraag 1 of 20

1. Vraag

Doelen kun je verdelen in: noodzaak, streven of wensen.
Op welk termijn hebben doelen “noodzaak” betrekking?

Op de lange termijn.

Op de korte termijn.

Op de korte én op de lange termijn.

Dit is afhankelijk van de noodzakelijke doelen.

Goed

Fout
Vraag 2 of 20

2. Vraag

Hoe wordt financiële zekerheid ook wel beschreven.

Sparen vanuit het doelmotief.

Sparen vanuit het vermogensmotief.

Sparen vanuit het zekerheidsmotief.

Goed

Fout
Vraag 3 of 20

3. Vraag

Voor welke doel dient een doorlopend krediet in veel gevallen?

Grotere bestedingen zoals een wasmachine of auto.

Tekort in een maand opvangen op bijvoorbeeld booschappen te doen.

De aankoop van een woning.

Langdurig levensonderhoud.

Goed

Fout
Vraag 4 of 20

4. Vraag

Economen onderscheiden vier productiefactoren. Arbeid, kapitaal, grond en ondernemerschap.

Wat is de vergoeding voor arbeid?

Loon

Rente

Huur, pacht

Winst

Goed

Fout
Vraag 5 of 20

5. Vraag

Hoeveel producenten zijn er actief in Nederland?

250.000

500.000

750.000

1.000.000

Goed

Fout
Vraag 6 of 20

6. Vraag

Wat is solvabiliteit?

Op de lange termijn aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen.

Op de korte termijn aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen.

Op de korte en lange termijn aan de betalingsverplichtingen kunnen voldoen.

Goed

Fout
Vraag 7 of 20

7. Vraag

Het levensfase model kent vier fases. Eén daarvan is de “rijpheidsfase fase”.
Vul de juiste woorden in.
In de rijpheidsfase fase is de top van de carrière bereikt. Er is ….. vermogen en ….. geld.

veel – tekort aan

weinig – voldoende

redelijk veel – overschot

weinig – overschot aan

Goed

Fout
Vraag 8 of 20

8. Vraag

Waar staat de afkorting AFM voor?

Autoriteit Financiële Mededinging

Autoriteit Financiële Markten

Autoriteit Financiële Merkproducten

Goed

Fout
Vraag 9 of 20

9. Vraag

Wanneer is sprake van wilsovereenstemming?

Handeling uit vrije wil en de overeenkomst sluit aan bij de bedoeling van de partij.

Er is sprake van een partij die meerderjarig is en handelingsbekwaam.

Er is een verkeerde voorstelling van zaken.

Handelingsbevoegdheid en handelingsbekwaamheid.

Goed

Fout
Vraag 10 of 20

10. Vraag

Wat betekent de afkorting WCK?

Wet op het consumptieve krediet

Wet consumentenkosten

Wet contractkosten kredieten

Goed

Fout
Vraag 11 of 20

11. Vraag

Welke twee formele samenlevingsvormen zijn er?

Burgerlijk huwelijk en ongehuwd samenwonen.

Burgerlijk huwelijk en een samenlevingscontract.

Burgerlijk huwelijk en geregistreerd partnerschap.

Goed

Fout
Vraag 12 of 20

12. Vraag

Box 1 “inkomen uit werk en woning” kent drie schijven. Wat is het tarief van de eerste schijf?

28,55%

36,55%

40,8%

Goed

Fout
Vraag 13 of 20

13. Vraag

Wat zijn verboden handelingen bij een oudedagsvoorziening?

Er zijn geen verboden handelingen.

Afkoop, vervreemding of zekerheidsstelling.

Je bent verplicht om revisierente te rekenen bij afkoop van de oudedagsvoorziening ongeacht de hoogte van de oudedagsvoorziening.

Goed

Fout
Vraag 14 of 20

14. Vraag

Het is zeker dat er per saldo schulden overblijven in de nalatenschap.

Wat kan er het beste met de erfenis gedaan worden?

Zuiver aanvaarden.

Beneficiair aanvaarden.

Verwerpen.

Goed

Fout
Vraag 15 of 20

15. Vraag

Om welke drie redenen is de transformatiefunctie van een bank relevant?

De verschillen in omvang, looptijd en tarieven tussen partijen opheffen.

De verschillen in tarieven, looptijd en risico tussen partijen opheffen.

De verschillen in omvang, looptijd en risico tussen partijen opheffen.

Goed

Fout
Vraag 16 of 20

16. Vraag

Wat zijn de drie kernfuncties van een betaalrekening?

Betalen, ontvangen en controleren.

Betalen, ontvangen en informeren.

Betalen, ontvangen en lenen (rood staan).

Goed

Fout
Vraag 17 of 20

17. Vraag

wat is de juist omschrijving van het renterisico?

Het risico dat er voor spaargeld meer betaald moet worden dan dat de kredieten (uitgeleend geld) opleveren (mismatch).

Het risico dat een geldlener niet terugbetaalt.

De vraag door opname van spaargeld is groter dan de ontvangsten uit aflossingen en rentebetalingen van uitstaande leningen.

Goed

Fout
Vraag 18 of 20

18. Vraag

Wat betekent groot molest?

Schade door oorlog of terrorisme.

Schade door natuurrampen.

Schade door zeer unieke gebeurtenissen.

Goed

Fout
Vraag 19 of 20

19. Vraag

Is er een premieplicht voor sociale voorzieningen?

Ja

Nee

Goed

Fout
Vraag 20 of 20

20. Vraag

Uit welke 3 onderdelen bestaat de Wet werk en zekerheid (Wwz)?

1. Verbetering van de rechtspositie van de flexwerkers.
2. Aanpassing van het ontslagrecht.
3. Aanpassing van de WW.

1. Verbetering van de rechtspositie van de werkgever.
2. Aanpassing van het ontslagrecht.
3. Aanpassing van de WW.

1. Verbetering van de rechtspositie van de flexwerkers.
2. Aanpassing van de arbeidsovereenkomsten.
3. Aanpassing van de WW.

1. Verbetering van de rechtspositie van de werkgevers.
2. Aanpassing van de arbeidsovereenkomsten.
3. Aanpassing van de WW.

Goed

Fout

Oefenexamen 04

Quiz samenvatting

Informatie

Resultaten

Resultaten

Categorieën

1. Vraag

2. Vraag

3. Vraag

4. Vraag

5. Vraag

6. Vraag

7. Vraag

8. Vraag

9. Vraag

10. Vraag

11. Vraag

12. Vraag

13. Vraag

14. Vraag

15. Vraag

16. Vraag

17. Vraag

18. Vraag

19. Vraag

20. Vraag